Tripods haven Vlissingen
De offshore windindustrie beslaat de totale keten van het ontwerpen, bouwen en exploiteren van offshore windparken. Nederland heeft een fantastische uitgangspositie voor offshore windenergie. Zo heeft Nederland binnen haar landsgrenzen internationaal leidende bedrijven, van energieproducent tot mariene aannemer, van fundatiebouwer tot kabellegger en van onderzoeksinstituut tot onderhoudsspecialist.
De voordelen om ver uit de kust windparken te bouwen zijn eenvoudig: de molens zijn vanaf de kust vrijwel onzichtbaar, de vogeltrek wordt minder verstoord en de wind is er sterker en constanter waardoor een hoger rendement kan worden behaald. Nadeel is dat de grotere waterdieptes en de ruigere omstandigheden zwaardere funderingen vereisen. Op zee worden de funderingen immers bijkomend belast door golven en stroming.
Een van de voorkomende funderingswijze voor offshore windparken zijn de zogenoemde tripods. De tripod wordt in de zeebodem verankerd door middel van palen of met behulp van zogenaamde 'suction buckets' (de tripod wordt als het ware met zuignappen in de zeebodem vastgezogen). De tripod is ontworpen voor waterdieptes van 30-40 meter, maar kan ook in ondieper water worden toegepast. In ondieper water is een tripod echter economisch minder interessant.
In de havens van Vlissingen worden een 10-tal van deze 1000-tons wegende stalen ondersteuningen samengesteld en gemonteerd. GSNED, de veldwerkafdeling van BMNED, verzorgt voor dit project het geotechnisch bodemonderzoek. De geotechnisch adviseurs van BMNED hebben de terreinzettingen welke worden veroorzaakt door deze tripods nader beschouwd, waarbij in verband met de montage van het 350-ton wegende topdeel extra aandacht wordt besteed aan de schuinstand van deze 60 meter hoge giganten.
Facts & Figures
- Geotechnisch veldwerk